Diagnose
Merkspecifieke voertuigcommunicatie maakt gegevensuitwisseling mogelijk met de voertuigsystemen die moeten worden gecontroleerd. Hierbij zijn de diversiteit en de nauwkeurigheid van de diagnose afhankelijk van de functieomvang van de betreffende ECU.
Onder Diagnose staan de hierna genoemde parameters ter keuze:
- >Foutcode<
- Met deze functie kunnen de foutcodes die in het foutcodegeheugen van de ECU zijn opgeslagen worden uitgelezen en worden gewist. Bovendien kan er informatie betreffende de foutcode worden opgeroepen.
- >OBD-diagnose<
- Hier kan de OBD2-diagnose van uitlaatgasrelevante componenten worden gestart. Hier moeten uitsluitend de voertuigfabrikant en het brandstoftype worden geselecteerd.
- >Parameter<
- Met deze functie kunnen de realtime-gegevens of de toestanden van de componenten uit de ECU grafisch en alfanumeriek worden weergegeven.
- >Actuator<
- Met deze functie kunnen actuatoren met behulp van de ECU worden geactiveerd/gedeactiveerd.
- >Basisinstelling<
- Hier kunnen componenten worden gereset naar hun basisinstellingen.
- >Codering<
- Met deze functie kunnen nieuwe componenten in de ECU worden gecodeerd.
- >Testfunctie<
- Hier kunnen speciale controles/zelftests worden uitgevoerd.
- >Service-reset<
- Hier kan het inspectie-interval worden gereset. De service-reset kan manueel of via het diagnoseapparaat worden uitgevoerd.